Nieuwsbrief augustus 2020

FOR en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet

Sinds kort ben je als ondernemer geen bijdrage inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) meer verschuldigd over de winst, die is ontstaan door vrijval of afname van de oudedagsreserve (FOR) met het bedrag van de betaalde premies voor lijfrenten die je in de aangifte Inkomstenbelasting hebt afgetrokken als uitgaven voor inkomensvoorzieningen. Dit betreft een codificatie van de uitspraak van de Hoge Raad van 23 november 2018.

Als ondernemer voor de Inkomstenbelasting mag je jaarlijks, onder bepaalde voorwaarden, een deel van je winst gebruiken voor toevoeging (“dotatie”) aan de FOR. Het vormen van een FOR betekent niet dat je daadwerkelijk geld opzij zet, maar het is een reservering van een deel van de winst. Over de dotatie aan de FOR wordt de belastingheffing uitgesteld. Op het moment van gehele of gedeeltelijke afname van de FOR, wordt het vrijgevallen bedrag bij jouw winst opgeteld en ben je hierover alsnog Inkomstenbelasting en Zvw verschuldigd.

Een FOR valt automatisch vrij in het kalenderjaar, waarin de ondernemer:

  • de onderneming geheel of gedeeltelijk staakt;
  • op 1 januari van het betreffende kalenderjaar de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;
  • voor het tweede achtereenvolgende jaar niet voldoet aan het urencriterium.

Op het moment van vrijval van de FOR kan je ervoor kiezen het vrijgevallen bedrag van de FOR af te storten in een lijfrente.

Er is echter nog een situatie waarin de opgebouwde FOR kan afnemen, namelijk als een ondernemer in privé premies betaalt ten behoeve van een lijfrenteverzekering of inlegt op een lijfrente bankspaarrekening. In dat geval mag je als ondernemer ervoor kiezen de in privé betaalde premies in mindering brengen op de reeds opgebouwde FOR.

Als je als ondernemer het bedrag waarmee de FOR vrijvalt of afneemt gebruikt voor betalingen ten gunste van een lijfrente, wordt de heffing van Inkomstenbelasting verder uitgesteld tot aan de daadwerkelijke (periodieke) uitkering van de lijfrente.

Tot voor kort was de ondernemer over de vrijval of afname van de FOR wel onverminderd Zvw verschuldigd (zie onderstaand voorbeeld):

actie ondernemer Mutatie
Inkomstenbelasting (37,35 %)
Zvw (5,45%)
Vrijval/Afname FOR 1.000 373 54
Betalingen t.b.v. lijfrente -1.000 -373 0
Per saldo verschuldigd 0 54

Doordat zowel over de vrijval of afname van de FOR als over de lijfrente-uitkering Zvw verschuldigd was, ontstond een dubbele heffing. Hierdoor ontstond rechtsongelijkheid tussen ondernemers enerzijds en verzekeringsplichtigen in loondienst anderzijds. Bij verzekeringsplichtigen in loondienst worden de pensioenpremies die worden ingehouden op het loon van werknemers wél in mindering gebracht op het loon dat als basis dient voor de Zvw. Alleen de latere pensioenuitkering is voor de Zvw belast. Hier is dus geen sprake van een dubbele heffing. Naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad is dit door de wetgever per 19 maart 2020 gelijk getrokken middels aanpassing van artikel 43, tweede lid, onderdeel b van de Zorgverzekeringswet en is ook bij ondernemers geen sprake meer van een dubbele heffing van Zvw.

Vooraftrek btw fiets van de zaak

In onze nieuwsbrief van december 2019 hebben we het al gehad over de vereenvoudiging van de regelgeving rond de fiets van de zaak m.b.t. de loonheffing.

In het bijzonder hebben wij jullie toen bericht dat m.b.t. de correctie voor het privégebruik van de zakelijke fiets in de loonheffing geen aparte kilometeradministratie meer hoeft bij te worden gehouden, maar dat het privégebruik met  ingang van het jaar 2020 voortaan op jaarbasis forfaitair wordt vastgesteld op 7% van de consumentenadviesprijs van de fiets, ongeacht het werkelijke privégebruik.

Met betrekking tot de fiets van de zaak heeft nu ook op het gebied van de btw een wijziging plaatsgevonden:

Uitbreiding vooraftrek btw m.b.t. fiets van de zaak

Als je voor je werknemer (of als DGA voor jezelf) een fiets koopt en (aan privé) ter beschikking stelt, mag je (als werkgever / ondernemer) de verschuldigde btw over de aankoopprijs van de fiets terugvorderen bij de fiscus.
Hier zitten wel beperkingen aan; zo wordt de aftrek beperkt tot een aankoopbedrag van € 749, inclusief btw. Natuurlijk mag je een duurdere fiets ter beschikking stellen aan je werknemer, maar over de meerprijs mag je de btw dan niet terugvorderen.
Ook als je aan je werknemer een eigen bijdrage voor gebruik van de fiets vraagt, dien je de aan de eigen bijdrage toe te rekenen btw te corrigeren op jouw vooraftrek van btw over de aankoopprijs.
In praktijk betekent dit dat je maximaal € 130 aan btw mag terugvragen (21/121 x € 749).
Voor de volledigheid; ook als DGA kun je in aanmerking komen voor een fiets van de zaak.

Bovenstaande regeling mocht tot nu toe alleen worden toegepast als de fiets die je ter beschikking stelt aan jouw werknemer ook daadwerkelijk door jou (als werkgever) werd aangekocht.
Met ingang van 1 januari 2020 vallen echter ook lease-fietsen onder deze regeling.; m.a.w. als je voor je werknemer een fiets leaset, mag je de btw over de gefactureerde leasetermijnen in vooraftrek nemen tot het maximum van € 130is bereikt.
Over de eventueel hierna nog resterende leasetermijnen, mag de btw niet meer worden teruggevorderd.

Gevolgen Inkomstenbelasting / Vennootschapsbelasting

Naar verwachting zullen voornamelijk elektrische fietsen en speed pedelecs, die vaak een stuk duurder zijn, via lease worden aangeboden.
In dergelijke gevallen ontstaat voor werkgevers mogelijk nog een extra belastingbesparing. Via de vennootschap geleasete en aan de werknemer ter beschikking gestelde E-bikes en speed pedelecs kunnen in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek (MIA) en willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL), waarmee de belastbare winst in het jaar van investering wordt beperkt en de vennootschap minder vennootschapsbelasting verschuldigd is.
Ook als ZZP’er kan je middels het via de onderneming leasen van een elektrische fiets of speed pedelec in aanmerking komen voor MIA en VAMIL, hetgeen in dat geval een besparing aan Inkomstenbelasting oplevert.

Het moet hierbij wel gaan om financial-lease, ook wel huurkoop genoemd, (waarbij de fiets na afloop van het contract in jouw bezit blijft, en onderhoud en verzekeringen m.b.t. de fiets direct door jou worden betaald.)
Is er sprake van operational-lease (fiets blijft eigendom leasemaatschappij en onderhoud en verzekeringen worden betaald door leasemaatschappij), dan kan geen MIA en/of VAMIL worden aangevraagd.

Betaalpauze eigenwoningschuld

Hypotheekbezitters die door de coronacrisis in de knel dreigen te komen met hun betalingsverplichting kunnen tot 1 oktober 2020 bij hun hypotheeknemer, meestal een bank, vragen om een betaalpauze.

Als je een betaalpauze aanvraagt bij de bank, hoef je gedurende drie maanden geen rente en aflossing te betalen. Eventueel kan deze periode in overleg met de bank eenmalig met drie maanden worden verlengd.

Je kunt dus maximaal zes maanden uitstel van betaling van hypotheeklasten ontvangen, zonder dat je achteraf een boete of extra kosten hoeft te betalen.

Voordat je een betaalpauze aanvraagt bij de bank, moet je wel voldoen aan een aantal voorwaarden:

  • De betalingsproblemen zijn ontstaan na 1 maart 2020;
    Had je al een betalingsachterstand vóór 1 maart 2020? Dan zul je hiervoor apart een regeling moeten treffen met de bank.
  • Je moet aan kunnen tonen dat de betalingsachterstand is ontstaan door het coronavirus.
    Ondernemers kunnen dit aantonen door bijvoorbeeld een terugloop van de omzetcijfers ten opzichte van een vergelijkbare periode vóór corona. Werknemers zouden een brief van hun werkgever over contractbeëindiging of werktijdverkorting kunnen overleggen.
  • Extra voorwaarden indien de hypotheek niet is afgesloten bij een Nederlandse bank/financiële instelling.
    Heb je de hypotheek afgesloten bij familie, de eigen B.V. of een buitenlandse instelling? Dan gelden aanvullende voorwaarden:
    • Je moet aan kunnen tonen dat de (verwachte) terugval van jouw arbeidsinkomen tenminste 20% bedraagt in vergelijking met de periode vóór corona.
    • De terugval duurt tenminste drie opeenvolgende maanden in de periode tussen 1 maart 2020 tot 1 oktober 2020

Als je een betaalpauze aanvraagt, moet je er wel bewust van zijn dat er sprake is van uitstel van betaling, niet van afstel. Na afloop van de maximale uitstelperiode zul je de gemiste maandbedragen alsnog moeten betalen. Op welke wijze en hoe snel je de achterstand moet inlopen, is afhankelijk van de afspraken met de bank.

In praktijk zal dit betekenen dat na afloop van de periode van uitstel de maandelijkse hypotheeklasten (tijdelijk) door de bank zullen worden verhoogd tot de achterstand is ingelopen. Hiervoor zal in overleg met jou door de hypotheekverstrekker een aangepast schriftelijk aflosschema moeten worden opgesteld om het recht op aftrek van hypotheekrente in de aangifte Inkomstenbelasting ook voor komende jaren te waarborgen.

Een andere oplossing is dat je na afloop van de betaalpauze een nieuwe lening aangaat ter financiering van de achterstallige betalingen op de oorspronkelijk eigenwoningschuld.

Een andere oplossing is dat je na afloop van de betaalpauze een nieuwe lening aangaat ter financiering van de achterstallige betalingen op de oorspronkelijk eigenwoningschuld.

Let op; in een dergelijk geval is de verschuldigde rente over de nieuwe lening NIET aftrekbaar in de aangifte Inkomstenbelasting.

Houd er rekening mee dat het gebruik van de betaalpauze ook directe fiscale gevolgen heeft; hypotheekrente die je niet in 2020 betaalt, zal niet in aanmerking komen voor aftrek in 2020. Minder hypotheekrenteaftrek houdt tevens in dat het belastbaar inkomen in 2020 stijgt. In huidige voorlopige beschikkingen over 2020 wordt nog geen rekening gehouden met de betaalpauze.

  • Ontvang je een voorlopige teruggaaf Inkomstenbelasting 2020 op basis van hypotheekrenteaftrek en maak je gebruik van een betaalpauze? Pas dan tijdig de voorlopige aangifte Inkomstenbelasting aan. Hiermee voorkom je dat je na afloop van 2020 een (flink) bedrag aan Inkomstenbelasting en eventueel belastingrente moet nabetalen.
  • Ontvang je over 2020 (ook) voorlopige voorschotten zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag en/of kindgebonden budget? Laat dan het belastbaar inkomen 2020 voor de Toeslagen aanpassen.

Met betrekking tot het laten wijzigen van de voorlopige aanslagen Inkomstenbelasting en/of voorschotbeschikkingen voor de Toeslagen zijn wij je graag van dienst.

Excessief lenen DGA bij de eigen BV

Het excessief lenen van de Directeur-Grootaandeelhouder (DGA) bij de eigen B.V. is de overheid al langer een doorn in het oog.
Als je als DGA geld leent van de eigen B.V. ben je hierover namelijk geen belasting verschuldigd, maar als je de B.V. een salaris of dividend aan jezelf laat uitkeren, dan wordt dit wel direct in de belastingheffing getrokken.
Om deze vorm van belastingontwijking te voorkomen, is een wetswijziging in voorbereiding die per 1 januari 2023 in zou moeten gaan.

Goedkeuring van de wetswijziging door de Tweede Kamer zal gevolgen hebben voor DGA`s die op peildatum 1 januari 2023 schulden aan hun B.V. hebben, inclusief rekening-courantschulden, met een waarde van meer dan € 500.000.
Het deel van de schulden aan de eigen B.V. dat boven de € 500.00 uitkomt, zal dan worden belast met Inkomstenbelasting tegen het box 2-tarief (in 2020: 26,25%).
In privé aangegane leningen met de eigen B.V. ten behoeve voor de aankoop, verbetering of onderhoud van de eigen woning worden voor toepassing van deze regeling buiten beschouwing gelaten.

Wij adviseren jullie tijdig de met de eigen B.V. aangegane leningen te inventariseren, en waar nodig alvast (gedeeltelijk) af te lossen.
Hiermee voorkom je dat je straks in 2023 onverwacht wordt geconfronteerd met een extra bedrag aan te betalen Inkomstenbelasting, te meer doordat het box 2-tarief in de Inkomstenbelasting per 2021 stijgt naar 26,9%.

Op een later tijdstip zullen wij nog hier nog uitgebreid op terug komen.

Invoering UBO-register per 27 september 2020

In onze nieuwsbrief van februari 2020 gaven we aan dat de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN) zich uitgebreider wilde laten voorlichten over het wetsvoorstel “Registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten”. Op 23 juni 2020 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel alsnog aanvaard. Daarmee worden de meeste organisaties verplicht om vanaf 27 september 2020 hun UBO’s in te schrijven in een landelijk UBO-register.

UBO staat voor Ultimate Beneficial Owner. De UBO’s van een organisatie zijn de personen die de uiteindelijke eigenaar zijn of zeggenschap hebben en meer dan 25% van de aandelen (in geval van BV) of eigendomsbelang (in geval van vof of maatschap) hebben.

Het landelijke UBO-register komt voort uit Europese regelgeving en heeft als doel om financieel-economische criminaliteit tegen te gaan. Zo kunnen personen hun criminele activiteiten niet meer verhullen achter juridische entiteiten. Daarnaast kunnen personen en organisaties door de openbaarheid van het register beter geïnformeerd besluiten met wie zij zaken doen. Organisaties met de volgende rechtsvormen worden verplicht om UBO’s in te schrijven:

  • (niet-beursgenoteerde) BV’s en NV’s;
  • overige rechtspersonen: stichtingen, UBO-plichtige verenigingen, onderlinge waarborgmaatschappijen en coöperaties;
  • personenvennootschappen: maatschappen, vennootschappen onder firma, en commanditaire vennootschappen;
  • rederijen;
  • Europese naamloze vennootschappen (SEs);
  • Europese coöperatieve vennootschappen (SCEs);
  • Europees economisch samenwerkingsverbanden;
  • kerkgenootschappen.

De volgende groepen hebben geen registratieplicht:

  • beursgenoteerde vennootschappen;
  • eenmanszaken;
  • publiekrechtelijke rechtspersonen;
  • verenigingen van eigenaars;
  • enkele historische rechtspersonen.

Organisaties kunnen vanaf 27 september 2020 hun UBO’s kosteloos in gaan schrijven en hebben hier vanaf die datum anderhalf jaar de tijd voor. Zodra het UBO-register is ingegaan kan iedereen tegen een tarief van € 2,50 de gegevens van een organisatie en haar UBO’s raadplegen door een KVK uittreksel UBO-register te kopen. De openbare gegevens zijn voor- en achternaam, geboortemaand en -jaar, nationaliteit, woonstaat en aard en omvang van het economisch belang van de UBO. Bevoegde autoriteiten die het UBO-register gebruiken om onderzoek te doen naar verdachte geldstromen zullen meer informatie zien dan anderen.

Meer informatie over het landelijke UBO-register is te lezen op de websites van de Rijksoverheid en de Kamer van Koophandel.