Nieuwsbrief februari 2019

Wijzigingen met betrekking op het terugvragen btw op zonnepanelen

In het nieuwe belastingplan 2019 zijn een aantal wijzigingen toegevoegd die betrekking hebben op het terugvragen van de betaalde btw op zonnepanelen. Op zonnepanelen die je vóór 1 januari 2019 hebt aangeschaft mag je de btw tot uiterlijk 30 juni 2019 terugvragen. Wij kunnen deze teruggave ook voor jou verzorgen. Laat het ons daarom tijdig weten als je btw terug wilt vragen op zonnepanelen die vóór 1 januari 2019 zijn aangeschaft!

Vanaf 2019 is de termijn voor het terugvragen van btw op de aanschaf van zonnepanelen beperkt tot maximaal 6 maanden na afloop van het kalenderjaar, waarin de zonnepanelen zijn aangeschaft (volgens de factuurdatum). Als je in 2019 zonnepanelen aanschaft, heb je dus nog tot 30 juni 2020 de tijd om de betaalde btw terug te vragen. Ben je echter al eerder geregistreerd bij de Belastingdienst als btw-ondernemer met activiteiten in een eenmanszaak, V.O.F. of een B.V.  en je laat zonnepanelen plaatsen? Dan blijft voor jou de zogenoemde 5-jaarstermijn gelden; eventueel nog niet teruggevorderde btw op zonnepanelen kan dan alsnog tot vijf jaar na aanschaf via een suppletie worden teruggevraagd.

Een andere wijziging met betrekking tot zonnepanelen betreft de vervanging van de salderingsregeling. De salderingsregeling houdt in dat huishoudens hun eigen stroomverbruik mogen verrekenen met de energie die zij opwekken met de zonnepanelen die op het dak  van de woning zijn geplaatst. Dit levert deze huishoudens een besparing van energiekosten (inclusief energiebelasting) op, maar blijkt de overheid (te) veel geld te kosten.

Daarom heeft  de toenmalig minister van Economische Zaken Henk Kamp aangekondigd aan dat de regeling per 2020 zou worden vervangen door een ander soort regeling. De huidige minister van Economische Zaken Wiebes heeft echter op 28 januari de Tweede Kamer aangegeven dat het afschaffen van de salderingsregeling en vervanging door een nieuwe regeling meer tijd in beslag gaat nemen dan voorzien, en dat de huidige regeling in ieder geval tot 2021 blijft bestaan. Minister Wiebes heeft de Tweede Kamer beloofd voor 31 maart a.s. een uitgewerkt alternatief voor de salderingsregeling te presenteren. Uiteraard zullen wij hierop terugkomen zodra er meer bekend is.

Personeelsfonds

Als je als werkgever de vrije loonruimte van 1,2% van de loonsom reeds hebt besteed aan personeelsvoorzieningen, is het wellicht een goed idee een personeelsfonds op te richten.

Een voorbeeld: Je geeft je werknemer een geschenk van € 100, terwijl de vrije ruimte reeds geheel werd besteed. Dan kost je dat als werkgever € 180, want naast het geschenk moet je 80% eindheffing betalen. Als je een personeelsfonds hebt, en zowel jij als je werknemer hebben ieder € 50 gestort, kost ditzelfde geschenk jou maar € 140; namelijk de vergoeding van de bijdrage van de werknemer van € 50 met 80% eindheffing (ad € 40) én je eigen bijdrage van het personeelsfonds van € 50.

Conclusie; in beide gevallen ontvangt je werknemer een geschenk van € 100, maar als je gebruik maakt van een personeelsfonds bespaar je jezelf als werkgever € 40. Een personeelsfonds kan ook interessant zijn als personeelsfeesten buiten de werkplek worden gehouden.

Graag kijken we samen met jou naar de mogelijkheden van een personeelsfonds in jouw organisatie.

Versoepeling eisen gebruikelijk loon DGA

 Als directeur / groot-aandeelhouder (DGA) ben je verplicht een bepaald salaris, het gebruikelijk loon, uit je onderneming te halen. Wettelijk is bepaald dat het gebruikelijk loon minimaal het hoogste van één van de volgende bedragen moet zijn:

  1. 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
  2. het loon van de bestbetaalde werknemer van uw BV;
  3. € 45.000

 Op deze hoofdregel bestaan echter enkele uitzonderingen, zoals voor DGA’ s van innovatieve startende bedrijven. Onlangs heeft de fiscus twee nieuwe uitzonderingen bekendgemaakt:

  • Starters: DGA`s van startende BV`s  mogen een lager gebruikelijk loon uit de BV halen, mits zij kunnen aantonen dat de BV een hoger gebruikelijk loon niet kan betalen, omdat de BV (nog) niet over voldoende financiële middelen beschikt. Dit lager gebruikelijk loon voor starters mag maximaal drie jaar lang worden betaald en mag in ieder geval niet minder zijn dan het wettelijk minimumloon.
  • Verlieslijdende BV’s: Ook als DGA van een verlieslijdende BV mag je een lager gebruikelijk loon uit de BV halen, mits je aan kan tonen dat het verlies de continuïteit van je bedrijf in gevaar brengt. Deze uitzondering geldt dus niet bij een incidenteel verlies en het verlies mag ook niet het gevolg zijn van een oplopende rekening-courantschuld, uitgekeerd dividend of andere onttrekkingen. Ook hier geldt dat het te hanteren gebruikelijk loon niet lager mag zijn dan het wettelijk minimumloon.
Recht op langer geboorteverlof voor werknemers

Sinds 1 januari 2019 hebben werknemers recht op vijf werkdagen doorbetaald verlof als hun partner is bevallen. De werknemer moet het geboorteverlof binnen vier weken vanaf de eerste dag na de bevalling opnemen, maar mag dit verlof ook binnen deze vier weken spreiden. De wens van de werknemer is hierin leidend en als werkgever mag je hierin geen beperkingen opleggen aan je werknemer.

Vanaf 1 juli 2020 krijgen werknemers ook het recht vijf weken onbetaald verlof op te nemen binnen het eerste halfjaar na de geboorte. Het UWV betaalt gedurende deze periode de werknemer een uitkering tegen 70% van het dagloon. De werknemer moet dan wel reeds het betaald geboorteverlof hebben opgenomen.

Eindigt het arbeidscontract van je werknemer, terwijl het geboorteverlof nog niet geheel is opgenomen? Dan blijft het recht op geboorteverlof behouden en mag de ex-werknemer het resterend verlof alsnog opnemen bij de nieuwe werkgever, zolang dit binnen de wettelijke termijn(en) valt. Als werkgever moet je, als de vertrekkende werknemer hierom vraagt, een opgave verstrekken van het resterende geboorteverlof.

Bovenstaande is vastgelegd in de Wet Invoering Extra Geboorteverlof (WIEG).

Nieuw btw-identificatienummer voor ZZP’ers

Bij eenmanszaken is het burgerservicenummer (BSN) onderdeel van het toegekende BTW-identificatienummer van de Belastingdienst. Lettend op het gevaar van misbruik en identiteitsfraude heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) aan de Belastingdienst een verwerkingsverbod voor het gebruik van het BSN in het btw-nummer opgelegd per 1 januari 2020. Daarom zullen 1,3 miljoen eenmanszaken vanaf deze datum een nieuw btw-identificatienummer krijgen, welke geen koppeling meer heeft met het BSN.

ZZP’ers kunnen het nieuwe btw-nummer gebruiken voor vermelding op facturen, de website, intracommunautaire transacties (handelsverkeer binnen de EU) en andere transacties op basis van de EU-regelgeving. Let wel: voor communicatie met de Belastingdienst blijft het oude, op het BSN gebaseerde nummer, voorlopig in gebruik. Op langere termijn is het streven om voor alle doeleinden één btw-nummer te gebruiken.

Als je als ZZP’er een webwinkel beheert, hoef je nu al je huidige btw-nummer niet langer op de website te vermelden, hoewel je dit op basis van wettelijke regelgeving eigenlijk wel verplicht bent. De Autoriteit Consument & Markt, die hier toezicht op houdt, heeft aangegeven tot aan de inwerkingtreding van de nieuwe btw-nummers geen prioriteit te stellen aan de handhaving gezien de huidige onwenselijke situatie.